Notes |
- 6 april 1588:
Naell, weduwe zal. Kerstgen Laeckinck, mit Elssken und Jenneken Laeckinck oere dochteren, vermits Herman Laeckinck resp. oere soon, broder und mombar, hebben bekandt schuldich tho sein aan Johan Poelhuiss, borger tott Wenterschwick, Merrij ehel., die summa van 275 dlr. Hiervoor hebben zij aan Johan Poelhuiss upgedragen 8 dlr. und daertho noch 8 molder roggen jairlicher renten, alle jaer op Meij (anno 90 eerst) te verschijnen uth verkoeperen thobehoerende koeweijde geheiten die Reisst, inden kerspell Wenterschwick buirschap Medeho, bei Erdens gorden und mit einen eijnde an den wegh gelegen, sambt den Laeckincks gorden, darbei liggendt, vortt uth dat alinge erve und guet Laeckiunck. Volgen bepalingen die de handelingsbevoegdheid t.a.v. het goed Laeckinck voor de eigenaren beperken ter bescherming van de rechte van de Poelhuiss. De jairrente kan alle jair op Meidach, 14 dagen them lengsten daernae, gelost worden mit 275 dlr. So waell koperen anss verkoperen mogen die loess ein vierdell jaers thovorens upseggen und verkundigen. (in de kant: geloest 29 Sept. 1613).
Bron: Luiting, RAG: RABvt inv.nr. 58, fol. 50v en 50Ar
16 maart 1599:
Thonijs ten Koldenberch, Griete ehel., bekanden ontfangen te hebben van Johan Poilhuis, Merrie ehel., die summa van 130 dlr., daervan sie assignierden 8 dlr. renten jairlix, op Mitfasten tho verschijnen. Stellende tot onderpand ein kamp den Steenkamp genant, inden kerspel Wenterswick buerschap Medeho tuisschen Lammerdinck und Oistendarp gelegen. Die lose alle jaer een vierdell jaers thovoren tho verkondigen voorbeholden und demnae toe geschieden.
Bron: Luiting, RAG: RABvt inv.nr. 61, fol. 68v
28 januari 1602:
Assuer Rasehorn, richter van Bredevoort, verklaart dat Johan Polhauss, burger zu Wenterswick, voor hem is verschenen om te remonstreren dat de moeder van Elsken, Jenneken und Herman Laickinck, nu wijlen Naelen, in 1588 275 daler van hem heeft opgenomen en ontfangen, und darvor jarlichs eine seckere pension van rogge und gelt verschreven heeft, und derwegen het gantze guett Laickinck verhypothiciert had (verschrijvong d.d. 6-4-1588). Er is nu een achterstand van dele jaren pension. Daarom wil Poelhus nu de gebuerliche loskundigung doen, welke via de richter der heerlijkheid geschiedt.
Bron: Luiting, RAG: RABvt inv.nr. 64, fol. 19r en v
9 april 1610:
Erschenen die Edell. etc. Sondach van Munster, Joanna van den Boetzler ehel., die bekanden in pandtschap sampt rostlicken vreedsame besitt und gebruick avergelaten und verkoft te hebben aan der Erbare Marie Boenck, wedwen zal. Johan Poelhuis und haren kinderen, dat erf und guet Dieterinck, dat tegenwoirdichlick Willem Huninck int gebruick heeft; item de Camphuis woonstee, bynnen morsch und visscherie, inden kerspel Wenterswick, buerschap Meddehoe, mit ihren alingen toebehorong, uthgesondert den Steinkamp, den Dieters langen kamp, so Willem ten Hagen, Hobbenack und Willem Schoppers int gebruickund pantschap, sampt ein maetgen, so Cornelijs Schmit int gebruick heft etc. Mit veronderpandung aller und jeder ihr jegenwoirdigen und toekomstgen gereede ind ongereden goederen. Die loese jaerlicks op Paeschen, 14 dagen daernae, wen dieselve ein half jaer toevoren verkundet, mit eine summa van 750 dll. te doen.
Bron: Luiting, RAG: RABvt inv.nr. 72, fol. 64 r en v en 65 r
14 mei 1624:
Maria Boenck, wed. Jan Poelhuijs in leven burger tot Wenterswick, bekande dat het voorgenomen houwelijck tussen haeren soon Jan Poelhuijs en Grietje Wijnants, met haren goeden voorweten, geschiet is ende wat haar soon Andries Poelhuijs desentwege so tot Amsterdam als Haerlem uijt haren naem gedaen en voorgedragen heeft, haere last en boedell geweest toe sijn, wenschende haren soon ende sijner liever bruijt de Godts genade, ende segen ende een gesont lange fromdich (?) en vreedich leven, begerende dat hare geboden off kerckspraeck vervolgens behoerlicke kercken ordeninge volvoert werden mogen.
Bron: ORA Bvt inv.nr. 397 fol. 24v
31 januari 1629: Andries, Jan, Rotger en Gerrit Poelhuijs, gebroeder, als omen en voermonderen hares zal. broeders Cornelis Poelhuijs nagelaten kinderen, verkopen namens harer puillen aan Henrick Willinck X Lijsbeth twee goordens voor het dorp Winterswijk.
Bron: ORA Bvt inv.nr. 402 fol. 4v
|